Leo Casteel
Ik wil altijd met gezondheidszorg bezig zijn
Op 19-jarige leeftijd liep ik stage bij een revalidatiecentrum en behandelde een man die een herseninfarct had gehad, een paar weken in zijn pensioen. Zijn gehele rechterzijde was verlamd, hij had slikproblemen, moeite met praten en bleef verzwakt door repeterende infecties. De oefeningen om conditie te verbeteren, op te staan in een loopbrug, zijn gewrichten in beweging te houden, het ging die dag allemaal niet. De frustratie spatte er bij hem af. Ik reed hem terug naar de verblijfzaal met een enorme brok in mijn keel.
Een week later toonde hij blij dat hij zijn vingers weer wat kon bewegen, een teken van herstel in de hersenen. Op de laatste dag van mijn stage in het centrum, waarin we elkaar 4 dagen per week zagen, daagde ik hem uit om zelfstandig met een Eiffel wandelstok de eetzaal in te lopen. Onder daverend applaus van de medebewoners liep hij de 15 meter naar binnen en ging hij uitgeput weer zitten. We gaven elkaar een omhelzing die ik nooit meer zal vergeten. Toen ik een paar maanden later nog eens op mijn oude stageplek langskwam, liep hij vrijwel zonder hulp breed glimlachend op mij af.
Ondanks dat een carrière in de fysiotherapie later niet mijn roeping bleek, zal ik door hem altijd met gezondheidszorg bezig willen zijn. Bij Pfizer werk ik op een andere manier voor de gezondheid van patiënten, indirect en wat meer datagedreven. Ik werk nu met termen als ‘risk reduction’, ‘incidence rate’ en ‘numbers needed to treat’, en patiënten zie ik vrijwel alleen maar beschreven als cijfers in grote klinische studies of publicaties van real world data. De toegevoegde waarde van (nieuwe) medicijnen staat in dit soort termen beschreven, maar in gedachten vertaal ik deze getallen door naar mijn ervaringen toen ik 19 was.