‘Waarom zijn sommige alzheimerpatiënten veerkrachtiger?’
’’Alzheimer komt steeds vaker voor. Het is een mooi onderzoeksveld waarbinnen je nog veel kunt ontdekken.’’ Sophie Mastenbroek vertelt over haar passie voor onderzoek naar de ziekte van Alzheimer. Voor haar masterstage deed ze onderzoek naar de veerkrachtigheid van patiënten tegen eiwitaggregaten (samengeklonterde eiwitten) in hun hersenen. Daarmee is ze winnaar van de derde prijs van de Jong Talent Pfizer Prijzen voor Life Sciences 2021.
Haar fascinatie voor de ziekte van Alzheimer ontstond voordat ze ging studeren. ’’Ik werkte op een gesloten afdeling van een woonzorgcentrum.’’ De geestelijke achteruitgang van de bewoners greep haar enorm aan.
Tijdens haar bachelorstudie psychobiologie besloot ze zich te richten op onderzoek naar zieke hersenen. Ze liep stage bij het Alzheimercentrum Amsterdam en klopte daar opnieuw aan voor de stage van haar masterstudie biomedische wetenschappen. ’’Ik wilde naar het buitenland en wist dat Rik Ossenkoppele, senior-onderzoeker en mijn latere stagebegeleider, samenwerkte met de BioFINDERgroep van de Universiteit van Lund. Zij hadden een mooi onderzoeksproject.’’
Een stage op afstand
Het was de bedoeling dat ze haar onderzoek in Zweden zou doen. Maar corona was spelbreker. ’’Gelukkig kon ik mijn stage op afstand doen bij het Alzheimercentrum Amsterdam.’’ Haar onderzoek richtte zich op verschillen tussen patiënten met Alzheimer en hun veerkrachtigheid tegen het tau-eiwit waarvan onderzoekers denken dat het een belangrijke rol speelt bij de ziekte.
Meten met PET-scans
’’We hebben naar het tau-eiwit gekeken met behulp van PET-scans,’’ legt ze uit. PET, voluit positronemissietomografie is een beeldvormende techniek waarbij een wat radioactieve stof wordt ingebracht in het lichaam van een patiënt. De radioactieve deeltjes verzamelen zich op plaatsen in het lichaam waardoor je processen van weefsels kunt bekijken. In het geval van de hersenen lichten de plekken op waar zich veel tau-eiwit ophoopt. Bij veel alzheimerpatiënten gebeurt dit. Het eiwit tau vormt schadelijke eiwitkluwen in hun hersencellen. Vaak komen deze kluwen samen voor met ophopingen van amyloïd, een ander eiwit, in de hersenen.
Volgens de onderzoeker is er dus een groep patiënten die veerkrachtig tegen tau-ophopingen lijkt te zijn. ’’Die groep patiënten heeft veel tau in de hersenen. Maar je ziet bij hen minder klinische symptomen zoals geheugenverlies en verlies van hersenweefsel dan je zou verwachten op basis van die eiwitafzettingen in hun hersenen.’’
Dat deze mensen veel minder klachten hebben in het dagelijks leven, kun je vaststellen met behulp van cognitieve testjes, vertelt ze. ’’Of met behulp van MRI-scans, waarbij je naar de afbraak van hersenweefsel kijkt.’’
‘Dat deze mensen veel minder klachten hebben in het dagelijks leven, kun je vaststellen met behulp van cognitieve testjes.’
Voor haar onderzoek heeft ze gebruik gemaakt van data van de BioFINDER-groep: gegevens van gezonde vrijwilligers, mensen met milde klachten en mensen met gevorderde dementie.
De onderzoekers pasten een statistische methode, de ‘residual-method’, toe op hun gegevens. Je neemt een globale maat van hoe mensen normaal cognitief functioneren en hoe groot een normale breinreserve is’’, legt ze uit. ’’Vervolgens bekijk je wie een hoge cognitieve reserve en wie een hoge breinreserve heeft. Dat kan per persoon erg verschillen.’’
Vervolgens hebben de onderzoekers een zogenaamde ‘lineaire regressie’ gedaan. ’’Dan vergelijk je bijvoorbeeld de cognitie met de tau-eiwitmetingen van de PET-scans. Zo krijg je een lijn voor de hele groep en kun je per patiënt bekijken ‘hoever lig jij van die lijn af’.’’
Dit kun je dus ook voor de breinreserve doen, vervolgt Sophie. ’’Dan neem je atrofie als uitkomstmaat en ook weer tau als voorspellende waarde en krijg je ook weer z’n lijn. Ook dan heb je weer een groep mensen die boven die lijn ligt en een hogere breinatrofie (afbraak van hersenweefsel) heeft dan je zou verwachten en een groep die dat minder heeft. Op die manier kun je identificeren wie een hoge of een lage veerkrachtigheid heeft tegen de tau binnen de ziekte van Alzheimer.’’
Eiwitten meten
Voor elke patiënt rolt er een getalletje uit na die analyse, stelt Sophie. Daarna volgt de tweede stap: het associëren van deze waardes met concentraties van bepaalde eiwitten in de cerebrale spinale vloeistof (CSV). Dat is de vloeistof die rond je hersenen en ruggenmerg zit. Om te kijken of er een aanwijsbaar verband bestaat tussen deze eiwitten en de veerkracht tegen tau-eiwitten in de hersenen. ’’We hebben op basis van eerdere onderzoeksresultaten gekeken naar eiwitten in het CSV die biomarker (een indicator) zijn voor bepaalde processen die zich afspelen in je hersenen. We hebben bijvoorbeeld gekeken naar het eiwit NfL (Neurofilament lichte keten).’’ Daarvan wordt gedacht dat een hoge concentratie in verband staat met neurodegeneratie, de afbraak van de hersenen. ’’Als je die eiwitten meet, kun je zien welke processen extra actief zijn of minder actief zijn in de hersenen.’’ Daarnaast hebben we gekeken naar het ontstekingseiwit GFAP (Gliaal Fibrilair Zuur Eiwit).’’
De grote lijn die Sophie en haar collega’s daaruit konden trekken, is dat er vaak een tegengestelde associatie te zien is bij verschillende groepen mensen.
In de groep met mensen zonder problemen lijkt een hoge concentratie van ontstekingseiwitten een beschermende functie te hebben. ’’Mensen leken minder klachten te hebben en minder afbraak van hersenweefsel.
Terwijl de onderzoekers juist in de groep met mensen met milde problemen, precies het tegenovergestelde zagen. ’’Als je daar hogere concentraties van inflammatoire eiwitten zag, hadden mensen juist een lagere breinreserve.’’
‘Misschien kan dit ooit tot een behandeling leiden waarmee je Alzheimer kunt remmen’
’’Dat was interessant om te zien en kwam overeen met conclusies van eerdere studies’’, vertelt Sophie. ’’We zagen hetzelfde met neurodegeneratie: hoe meer neurodegeneratieve eiwitten in je CSV zitten, hoe lager je veerkrachtigheid tegen tau is. Dat is ook wel iets wat je zou verwachten.’’
Kortom, er lijkt een zeker een bijdrage te zijn van inflammatoire en neurodegeneratie eiwitten aan de veerkrachtigheid van de hersenen tegen tau, stelt Sophie. Het is volgens haar belangrijk om daar nog veel meer onderzoek naar te doen. ’’Als je weet wat bepaalde patiënten veerkrachtig maakt, kun je dat eventueel nabootsen bij de groep mensen die minder veerkrachtig is.’’
Misschien kan dit ooit tot een behandeling leiden waarmee je de ziekte van Alzheimer kunt remmen. Maar er moet nog wel eerst veel meer onderzoek worden gedaan. We weten wel welke processen een belangrijke rol spelen bij Alzheimer, zoals tau, amyloïd en inflammatie. Maar we weten nog niet zo goed wat de mechanismen zijn achter de veerkrachtigheid tegen tau, daar is nog maar weinig onderzoek naar gedaan. Daarom is dit nieuwe onderzoek ook zo belangrijk. Het geeft nog meer inzicht in het ziekteverloop en wat daar allemaal een rol bij speelt.’’
‘Als je weet wat bepaalde patiënten veerkrachtig maakt, kun je dat eventueel nabootsen bij de groep mensen die minder veerkrachtig is.’
Sophie is ‘superblij’ met haar derde prijs waar een bedrag van duizend euro aan vast zit. ’’Ik ben al met promotieonderzoek bezig, dus een lange vakantie zit er niet in. Nu besteed ik het aan pianoles. Naast hard werken, is het belangrijk om bewust tijd te maken voor ontspanning.’’
Alsnog naar Zweden
Haar promotieonderzoek brengt haar alsnog in Zweden. ’’Ik heb door corona nog geen voet in Zweden gezet. Maar ik doe mijn promotieonderzoek weer bij het Alzheimeronderzoekscentrum in Amsterdam en de Universiteit van Lund en daar hoort ook twee jaar onderzoek in Zweden bij.’’
Wat ze over tien jaar bereikt wil hebben? Sophie lacht. ’’Wat een lastige vraag! Ik heb alleen over de komende vier jaar nagedacht, namelijk dat ik mijn promotieonderzoek wil afronden. Maar ik hoop dat ik daarna als onderzoeker kan blijven werken. Je hebt leuke collega’s en kunt in internationaal verband samenwerken. Hopelijk weten we over tien jaar veel meer over de veerkrachtigheid van de hersenen tegen tau en waarom er verschillen bestaan tussen mensen met de ziekte van Alzheimer.’’