Verdorie, we staan er wél beter voor bij een volgende pandemie!
“Waar zijn we mee bezig?”, denk ik als ik lees dat er 300 miljoen bezuinigd is op pandemische paraatheid (PP). En hoewel minister Agema van Volksgezondheid heeft bezworen dat ze er geld voor zal vinden in haar begroting, vond er begin maart alvast een informatiesessie plaats voor Eerste Kamerleden over wat er allemaal moet gebeuren om klaar te zijn voor een volgende pandemie. De uitgenodigde gastsprekers gaven vervolgens elk vanuit hun expertise hun noden aan.
Marion Koopmans, hoogleraar virologie; “meer geld voor onderzoek!”. Andre Rouvoet, voorzitter GGD/GHOR; “meer geld voor GGD/GHOR!”. Bas van den Putte, hoogleraar gezondheidscommunicatie; “meer geld voor communicatie!”. En ten slotte Karina Raaijmakers van de Nationale Zorg Autoriteit; “meer geld voor de zorg, vooral voor IC-bedden!”. En hoewel ik ze allemaal best begrijp, bekroop me een uiterst ongemakkelijk gevoel. We doen net alsof er sinds 2020 niets veranderd is. Spoiler alert …… dat is op een belangrijk punt nadrukkelijk wél het geval.
Een hele grote - misschien wel de grootste? - verandering heeft plaatsgevonden
Maar laat ik beginnen waarom ik zo’n ongemakkelijk gevoel kreeg? Wel, er was namelijk niet één expert op het gebied van vaccintechnologie, -ontwikkeling en -productie uitgenodigd. En waarom is dat belangrijk? Omdat juist daar een hele grote – misschien wel de grootste? - verandering heeft plaatsgevonden. Het zo snel mogelijk beëindigen van een pandemie heeft immers de grootste impact op Nederlandse burgers. Want; “Zonder vaccins is het moeilijk om je een wereld voor te stellen waarin er zo'n onmiddellijke verbetering in de gezondheid en een vermindering van de sterfte zou zijn geweest", aldus Christopher Whaley, gezondheidseconoom aan de Brown University.1
In crisistijd vinden de grootste innovaties plaats, de COVID-crisis was daarop geen uitzondering.
Niet alleen werden er voor het eerst vaccins ontwikkeld tegen een coronavirus, maar onder andere Pfizer/BioNTech deed dit door mRNA te gebruiken om te vaccineren. Door deze mRNA-technologie te gebruiken, waren we in staat om binnen weken een prototype te maken, konden we sneller starten met kleinschalige productie voor onderzoek én bleken we in staat om veel sneller (maanden i.p.v. jaren) de productie op te schalen naar uiteindelijk miljarden vaccins. Om precies te zijn, sinds december 2020 zijn er bijna 4,6 miljard COVID-19-vaccins van Pfizer-BioNTech naar 181 landen verzonden, waarvan meer dan 1,8 miljard naar lage- en middeninkomenslanden.
Toen we begin 2020 allemaal werden verrast door de snelle verspreiding van SARS-CoV-2, dat we sindsdien COVID zijn gaan noemen, waren er dus al veel farmaceutische bedrijven bezig met de eerste prototypes van vaccins. Normaal gesproken duurt het hele ontwikkelproces van een vaccin 5 jaar. En met dat in het achterhoofd konden Nederlandse beleidsmakers dan ook niet geloven dat de sector voor het eind van jaar een op effectiviteit en veiligheid onderzocht vaccin klaar en beschikbaar zou hebben. Gelukkig was dat wel zo. Anticiperend op een mogelijk grote vraag naar vaccins werd door Pfizer/BioNTech vanaf midden 2020 ook al extra vaccinproductiecapaciteit vrijgemaakt en bijgebouwd. Zo waren wij al vanaf het allereerste begin volop aan de slag om te voldoen aan onze productiebeloften. Sterker nog, deze zelfs fors te overtreffen.

Innovatie is niet tot stilstand gekomen
En het goede nieuws is dat deze innovatie niet tot stilstand is gekomen. We kunnen nu binnen 3 maanden (was 10 maanden) een werkzaam vaccin hebben. We weten ook dat we door enorme innovatie in de productie van mRNA en specifieke lipiden slechts weken (was maanden) nodig hebben om op te schalen. Dit heeft natuurlijk ook enorme gevolgen voor de pandemische paraatheid. Komt de uitbreiding van de IC-capaciteit, die sowieso grotendeels ongebruikt zou blijven, dan niet in een ander daglicht te staan? Is het dan nog noodzakelijk om fors te investeren in bron- en contactonderzoek en testcapaciteit? Als we allemaal weten dat een crisis geen open einde heeft maar binnen maanden tot een einde kan komen, is gezondheidscommunicatie dan wel zo hard nodig?
Nu chargeer ik misschien een klein beetje maar we hebben als mensen soms wat moeite om de impact van innovatie goed in te schatten, vooral als die zo groot is. Maar nu het in tijden van schaarste gaat over forse langetermijninvesteringen, stel ik voor dat Fleur Agema en minister van Financiën Eelco Heinen zich goed laten informeren over de impact van innovaties door de farmaceutische sector, in ieder geval vóór zij die 300 miljoen gaan uitgeven. Ze kunnen mij bellen, ik kom graag langs.